Een kerntaak van het onderwijs is volgens De Thuiszittersklas-auteur Martin Schravesande het herstellen van het contact met de directe leefomgeving

Martin Schravesande

Hij zit in het stiltehok van zijn klas om rustig via Zoom met mij te praten over zijn boek De Thuiszittersklas. Daarin deelt hij de ervaringen van zijn experiment om met thuiszitters, kinderen die niet naar school gaan, op zoek te gaan naar de wil om te leren.

Het is zijn laatste werkdag voor de zomervakantie en daarna wacht hem een nieuw avontuur. “Je moet ergens oprotten voordat je de goeroe wordt van je eigen project”, vertelt Martin vol overtuiging. 

“Op een gegeven moment voel je dat bij elke beslissing teveel naar jou wordt gekeken: hoe nu verder? Op dat moment kan je je heel belangrijk voelen, maar eigenlijk vlakt je leercurve af. Dan moet ik eruit en iets nieuws gaan doen”, licht hij zijn vertrek verder toe. 

Maar Martin denkt dat hij binnen de kortste keren weer verzeild raakt in een project met vastgelopen jongeren. 

Speelsheid is de sleutel

Die zes jaar in de thuiszittersklas waarin hij werkte met pubers met allerlei complexe problemen hebben van Martin een gelukkig mens gemaakt. Daarvoor heeft hij de jongeren eerder die week in zijn afscheidsspeech bedankt.

Martin: “Tussen alle depressieve energie die vaak om onze leerlingen heen hangt, word ik vaak als een vrolijk en opgewekt persoon ervaren. Dat ben ik eigenlijk helemaal niet. Van nature ben ik best wel zwaar op de hand: een mooie gereformeerde achtergrond met genoeg schuld, boete en zondebesef.

Het is paradoxaal, maar juist door dit emotioneel zware werk ben ik zelf een lichter en luchtiger mens geworden. Daarvoor heb ik de jongeren bedankt.

Juist door de ernst van hun problemen werd ik gedwongen om de oplossing te zoeken in speelsheid, creativiteit en luchtigheid.

Onderwijs is vervuld geraakt van doelmatigheid. Alles gaat over verder, beter, meer. Dat trekt de aandacht weg uit het nu. Spelen is hetgeen wat je daar terug brengt.
— Martin Schravesande

Onderwijs is vervuld geraakt van doelmatigheid. Dat voortdurend naar voren denken. Alles heeft een bestemming, richting wat we later willen bereiken. Alles gaat over verder, beter, meer. (Dat is ook wat de jongeren van de theatervoorstelling Dissident in een open brief aan Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts aan de kaak stelden)

Dat trekt de aandacht weg uit het nu. Spelen is hetgeen wat je daar terug brengt, omdat in het spel geen andere betekenis is dan het hier en nu. 

Dan gebeurt er iets moois, omdat ik op die momenten  - en dat lukt lang niet altijd - kinderen zie helen. Dat is een enorme levensles: als een probleem echt onoplosbaar lijkt, moet je even afstand nemen van de ernst en de zwaarte en iets geks of onconventioneels doen.

Mensen begrijpen en beamen dat, maar hier met deze leerlingen doorleef je het echt, omdat je dagelijks in een klas met pubers zit die totaal de draad van het leven kwijt zijn en niks meer willen en niks meer lijken te kunnen.”

Een voorbeeld van hoe wij graag werken, vertelt Martin bij deze foto: “We hadden met de leerlingen een picknick georganiseerd, maar het bleek vreselijk slecht weer. Zo bedachten we de indoor-picknick: in de hele school planten verzameld en kleedjes op de vloer gelegd. Net zo gezellig als buiten!”

Thuiszitters

De afgelopen zes jaar werkte hij met thuiszitters, kinderen die niet naar school gaan. Het zijn kinderen tussen de twaalf en de twintig jaar die door hun gedrag, traumatische ervaringen, beperkingen, stoornissen of thuissituatie vastgelopen zijn in het reguliere onderwijs. Nederland telt zo’n twaalfduizend thuiszitters, van Vlaanderen zijn er geen cijfers bekend.

Ik zie dat de groep intelligente kinderen die de wereld niet aankunnen groeit. Dat roept natuurlijk de vraag op wat wij met onze wereld hebben gedaan waardoor die voor hen zo onveilig is geworden?
— Martin Schravesande

Martin: “Het is een ontzettend gemengde groep maar ik zie wel een verschuiving. Ik zie dat de groep intelligente kinderen die de wereld niet aankunnen groeit.

Het zijn introverte, in zichzelf gekeerde kinderen  voor wie de complexiteit en de prikkelrijkheid van het moderne leven er te veel aan zijn.

Dat roept natuurlijk de vraag op wat wij met onze wereld hebben gedaan waardoor die voor hen zo onveilig is geworden?

Wij hebben geen oorlog zoals in Oekraïne en geen honger zoals in Afrika en toch is het hier voor kinderen onveilig geworden. 

Welke clou missen we dat we de wereld zo onveilig hebben laten worden? Dat vind ik een fascinerende vraag.

Ik zie jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en kinder- en jeugdpsychiaters allemaal worstelen met die vraag.

Er is personeelstekort en de wachtlijsten zijn te lang. Het zijn allemaal symptomen dat we niet begrijpen welke vraag we aan het oplossen zijn.

Contactsport

Heb jij een idee waarom die groep groeit, vraagt Martin aan mij. Ja, dat heb ik wel. Ik vertel hem over de aanleiding voor het ontstaan van Re-story en dat je net als bij deze kinderen en jongeren ook onder volwassenen een toename ziet van burn- en bore out, depressieve klachten en zelfdodingen. 

Er dreigt een maatschappelijk, ecologisch, economisch en democratisch deficit en het aantal persoonlijke crises stijgt in een razend tempo.

Het zijn allemaal tekens aan de wand dat we als samenleving met een ernstig probleem hebben te kampen. Dat we nood hebben aan een nieuw verhaal. 

Je schrijft in De Thuiszittersklas zelf dat onderwijs een contactsport is zeg ik tegen Martin. Ik denk dat een belangrijk antwoord op de vraag wat er vandaag mist echte verbinding en echt contact is. De kern van het probleem is dat we ontzield zijn, vervreemd van onszelf en elkaar.

Martin knikt instemmend en zegt dat hij inderdaad schrijft dat onderwijs contactsport is, maar dat hij tot het besef is gekomen dat je dat heel makkelijk kan roepen.

Dat onderwijs contactsport is, begint bij de erkenning dat we behoeften hebben aan contact, maar dat we het ook spannend vinden. 
— Martin Schravesande

Martin: “Dat onderwijs contactsport is, begint bij de erkenning dat we behoefte hebben aan contact, maar dat we het ook spannend vinden. 

Omdat contact altijd kwetsbaar, risicovol, onvoorspelbaar, grillig, moeilijk en soms potentieel beschadigend is.

Er is daarom iets heel primairs in ons dat zich kan verzetten tegen echt contact. Het erkennen daarvan is volgens mij de enige weg om het onderwijs meer in contact te brengen met kinderen. 

Ik denk dat we heel veel kunnen praten over onderwijsvernieuwing, maar dat er onder onderwijsmensen en leerkrachten al best veel kennis aanwezig is over hoe het beter zou kunnen. Dat heel veel mensen de waarde van het echt contact met het kind zullen onderschrijven. 

De oplossing zit niet in nog meer hippe, nieuwe onderwijsconcepten, de oplossing begint met onszelf de vraag te stellen: wat geeft mij moed om echt contact te maken?

De essentie van systeemverandering is dat een individu bij zichzelf te rade gaat: waar liggen mijn belemmeringen om moedig te zijn in die intermenselijke verbinding? 

Ik ben van oorsprong een heel verlegen mens en ik vond al die dingen moeilijk en spannend, want ik ben bang voor afkeuring, voor miskenning, voor woede en agressie van de ander en ik ben bang om me te verliezen in de emoties en de noden van de ander. Als je dat onder ogen komt, besef je dat daar moed voor nodig is.”

De moed vinden

Martin, die altijd al de droom koesterde om schrijver te worden, werkt na zijn debuut met De Thuiszittersklas nu aan een nieuw boek over waar je de moed vindt om echt contact te maken. 

Martin: “Er zijn volgens mij drie bronnen nodig om dat contact aan te gaan:

De eerste is verdieping: iemand die in het onderwijs werkt, moet zich op zijn eigen manier inlezen en verdiepen. Het lezen van goede pedagogen en filosofen maakt mensen moediger, omdat je daardoor beter je verhaal kan vertellen waarom jij het anders doet.

Bijvoorbeeld dat je je tijd niet besteedt aan het invullen van formulieren en wel aan contact met ouders over hoe de schooldag van hun kind gaat. 

De tweede is het gevoelscontact met jezelf: weten waarom jij pedagoog of onderwijzer bent. De verbinding met je eigen drive.

Weten en voelen wat je wil, namelijk dat je een hart hebt voor de ontwikkeling van kinderen. Dat je zelf bloeit als je kinderen ziet groeien. 

En ten derde is collegiale bemoediging noodzakelijk: je kan niet in je eentje proberen moedig te zijn, dus wees samen moedig. Als je de verdieping samen doet, helpt dat al.

Dat gebeurt te weinig. Er heerst een cultuur van ‘de leraar is de baas in zijn eigen klas’. Leerkrachten houden ook van die autonomie. 

Een voorbeeld. Je hebt een nogal nors en agressief uitziende jongen van zestien die altijd vieren haalt voor jouw vak.

Je kan hem gewoon nog een keer een vier geven of zeggen: ‘ik ga na de les een keer vragen hoe het met hem gaat?’ En vragen of je iets anders kan doen om te zorgen dat hij geen vieren meer haalt.

Zo'n gesprek is spannend. Die jongen vindt jou geen leuke leerkracht, want jij bent degene bij wie hij altijd vieren haalt. 

Als je dan tegen een collega zegt: ‘ik ga straks even dat moeilijke gesprek aan, als het niet lekker loopt of ik kom daar gebroken uit, ben jij dan nog op school en kan ik even bij je langslopen?

Dat gaat over verbinding en dat doen leraren gek genoeg heel weinig, terwijl je dat nodig hebt om moedig te zijn.”

Het raadsel van de wil

In het experiment met de thuiszitters, zo luidt ook de ondertitel van zijn boek, is Martin ‘op zoek naar de wil om te leren’.

Het raadsel van de wil noemt hij dat en schrijft dat ‘alles wat leeft zelf kiest wanneer het bloeit. Wat wij als leerkrachten willen is irrelevant’. Toch wil Martin niet berusten in het behouden van de status quo.

Martin: “Zo'n wilsblokkade voelt als een zwart gat waar je ingezogen kan worden. Ik denk vaak aan die schimmige wezens in Harry Potter die je levensenergie uit je zuigen.

Ik heb me vaak zo gevoeld in de thuiszittersklas als verschillende leerlingen tegelijk in een negatieve depressieve energie zitten en niks willen. Dat ik bang was dat mijn ziel opgeslorpt zou worden. 

Er is moed voor nodig om in die situaties niet te gaan leunen op je autoriteit, maar te blijven volharden in: ik wil contact met jou, ergens in jou moet nog een kern zitten die wel wil.

Er is geen organisme op aarde dat niet een ingebakken drang heeft zich te ontwikkelen, waarom zou dat bij een kind permanent definitief afwezig zijn. Dat is niet logisch. 
— Martin Schravesande

Er is geen organisme op aarde dat niet een ingebakken drang heeft zich te ontwikkelen. Waarom zou dat bij een kind permanent definitief afwezig zijn? Dat is niet logisch. 

Die wil moet ergens zitten. Er zit alleen een heleboel shit overheen: trauma's, twijfels, gewoontes, veronderstellingen, ontwikkelingsstoornissen, problemen thuis, nare ervaringen met eerdere leerkrachten ... Er zit van alles overheen.

Het enige wat je dan nog kan doen, is toch op de deur blijven kloppen en zeggen: ‘ik geloof dat er onder die stapel een kern zit die wij een wil noemen, mag ik jou helpen om op te ruimen wat daar allemaal overheen gelegd is?’ 

Door dat vol te houden heb ik geleerd dat als je dat appèl blijft doen je altijd een keer in contact komt met die wil. Ik heb nog nooit een kind ontmoet dat definitief bedankte voor dat contact.

Zolang je een kind laat voelen dat je ernaast staat, komt er op een gegeven moment weer beweging. Uiteindelijk willen ze die wil terugvinden.”

Foto van een modeproject van de thuiszitters

Onthechting

Die wil terugvinden is ook de opzet en essentie van het experiment dat Martin Schravesande met de thuiszittersklas startte. 

Met het experiment beoogde hij, en alle mensen die hem in de afgelopen jaren zijn komen bijstaan en het nu zonder hem gaan verder zetten, ‘een onderwijsvorm te ontwikkelen waarin thuiszitters een eigen wil zouden terugvinden om iets van hun leven te maken en waarin ze contact hebben met zichzelf, met anderen, met de leerstof en met de fysieke werkelijkheid buiten hun telefoon en pc’.

De waarden liefde, aandacht en beschikbaarheid voor anderen zijn daarbij voor hem onwankelbaar.

Het ‘contact buiten hun telefoon en pc’ springt er voor mij uit in deze zin - omdat het mij persoonlijk ook zorgen baart als ik naar mijn eigen kinderen kijk. 

Martin pikt er direct op in: “Dat neem ik dagelijks waar. Er zijn nog twee thema’s waar ik naast ‘pedagogische moed’ na De Thuiszittersklas mee aan de slag ben gegaan: het recht op een pedagogische relatie en pedagogiek en hechting. 

Mijn idee is: zou het kunnen dat de basisonveiligheid die veel kinderen in de wereld ervaren zijn oorsprong heeft in het feit dat ze niet goed gehecht zijn aan de wereld? 
— Martin Schravesande

Mijn idee is: zou het kunnen dat de basisonveiligheid die veel kinderen in de wereld ervaren zijn oorsprong heeft in het feit dat ze niet goed gehecht zijn aan de wereld? 

Een kind dat in de achttiende eeuw op een boerderij opgroeide had een overzichtelijk fysieke omgeving en was dus visueel gehecht aan alles wat het om zich heen zag. Het speelde buiten en kende de geuren van de koeien en het hooi, kende de texturen, wist hoe koeienpoep voelde, plukte af en toe een aardbei ... 

En ze kenden alle woorden voor de dingen die praktisch en dichtbij zijn, de mensen die dichtbij zijn. Dat draagt allemaal bij aan je basisveiligheid, omdat je sensorisch en talig bekend bent met je directe omgeving.

Ik heb nu allemaal leerlingen die alle hagedissen in het Amazonewoud kennen, maar als ik ze vraag hoe die struik achter in hun tuin heet, dan weten ze dat niet. Dat komt onder andere door YouTube. 

Ik vind het prachtig dat ze belangstelling hebben voor de wereld en kennis nemen van wat er in Cambodja gebeurt en hoe de LHBT-beweging in Finland opereert.

Die belangstelling voor de wereld is heel mooi tot het moment waarop dit ten koste gaat van hun feitelijke verbinding met hun directe sociale en fysieke omgeving. 

Ik heb kinderen in de klas gehad die de namen van allerlei mythologische figuren uit de klassieke oudheid konden onthouden, maar na een half jaar nog niet de namen van hun klasgenoten uit hun hoofd kenden. En dat waren er maar tien.

Ik vind dat ernstig en ik denk dat een belangrijke verklaring voor de psycho-sociale problematiek van kinderen vandaag ligt in het feit dat ze niet gehecht en geaard zijn aan hun directe, fysieke en sociale leefomgeving. 

Om ze opnieuw te verbinden met de fysieke wereld om hen heen, neem ik hen veel mee naar buiten voor wandeltochten. Ik ga op wandelkamp met kinderen die allemaal zeggen dat ze geen drie kilometer kunnen lopen, omdat ze moe en depressief zijn.

We wandelen dan drie dagen twintig kilometer per dag. Dat vinden ze niet altijd leuk, maar daar vindt wel weer hechting met de wereld plaats. Dan staan ze weer met hun voeten op de grond.

Het volgende schooljaar vragen ze altijd wanneer we weer op wandelkamp gaan. Ook ex-leerlingen vragen steeds of ze mee mogen op die wandelingen, waarmee het ook een mooi contactmoment is geworden tussen leerlingen en ex-leerlingen.”

Wandelkamp, door het bos opnieuw aarden en hechting vinden met de wereld buiten smartphone en laptop.

Contact met directe leefomgeving herstellen

Martin: “De belangrijkste oorzaak van die onthechting is volgens mij dat we letterlijk een groot deel van de dag een intermediair tussen ons en de fysieke werkelijkheid inzetten: een scherm. Net zoals dat nu ook tussen ons in staat.

Ik denk dat het herstellen van het contact met de directe leefomgeving een van de kerntaken van het onderwijs is. In de pedagogiek van Rudolf Steiner op de vrijescholen in Nederland en de Steinerscholen in België hebben ze dat al heel lang begrepen. 

Het lijkt een gezellige daginvulling om broodjes te bakken met kinderen, maar het heeft een sterke pedagogische betekenis: je hecht kinderen aan het voedsel dat ze tot zich nemen en de rest van hun leven in hun lijf gaan stoppen.

Het deeg kneden, de geur ruiken als het brood in de oven staat en dan opeten waar je eigen vingers in hebben gezeten, daarmee bouw je aan veiligheid. 

In de sociale omgang is dat net zo: het is een probleem als je allemaal dingen volgt van YouTubers in de Verenigde Staten en die beïnvloeden hoe jij denkt en wat jij cool vindt en als dat ten koste gaat van de sociale verbinding die je met je rechtstreekse omgeving hebt. Daar ligt een grote uitdaging voor het onderwijs.

En als ouders te weinig grenzen durven stellen in het beeldschermgebruik van hun kinderen is het vechten tegen de bierkaai.

Als een jongere buiten de tijd dat hij of zij hier bij mij is acht uur per dag aan het gamen is, krijg ik die heel moeilijk weer terug in de werkelijkheid. Dat vraagt dus ook bij ouders moed, vanuit liefde. Ook als je weet dat een crisis kan uitbreken als je iemand een grens stelt.”


Een vraag aan jou voordat je hier vertrekt …

Wat ons interesseert is wat de Re-stories die we maken met je doen. Het gaat niet alleen om bereiken, maar vooral om beraken.

Ken jij nog mensen in het onderwijs die zich heel bewust zijn waarom ze onderwijzer of pedagoog zijn en een hart hebben voor de ontwikkeling van kinderen?

Zet ze in de comments hieronder in het zonnetje …